Rangtelwoorden worden in het Spaans minder gebruikt dan in het Nederlands. Meestal worden alleen de rangtelwoorden primero (eerste) tot en met décimo (tiende) gebruikt. De overige rangtelwoorden worden meest gebruikt in officiële taal.
Geslacht – Género
Rangtelwoorden gedragen zich als bijvoeglijke naamwoorden. Als zij horen bij een vrouwelijk woord, nemen ze de vrouwelijke vorm op –a aan.
La segunda persona (de tweede persoon)
De rangtelwoorden primero en tercero verliezen de o als zij voor een mannelijk zelfstandig naamwoord enkelvoud staan.
El primer año (het eerste jaar) – El tercer piso (de derde verdieping)
maar: la tercera planta (de derde verdieping)
- Felipe II = Felipe segundo – Juan XXIII = Juan veintitrés
primer(o)/a | 1e |
segundo/a | 2e |
tercer(o)/a | 3e |
cuarto/a | 4e |
quinto/a | 5e |
sexto/a | 6e |
séptimo/a | 7e |
octavo/a | 8e |
noveno/a | 9e |
décimo/a | 10e |
undécimo/a | 11e |
duodécimo/adecimosegundo/a | 12e |
decimotercer(o)/a | 13e |
decimocuarto/a | 14e |
decimoquinto/a | 15e |
decimosexto/a | 16e |
decimoséptimo/a | 17e |
decimoctavo/a | 18e |
decimonoveno/a decimonono/a | 19e |
vigésimo/a | 20e |
vigésimo/a primer(o)/a | 21e |
vigésimo/a segundo/a | 22e |
vigésimo/a tercer(o)/a | 23e |
vigésimo/a cuarto/a | 24e |
trigésimo/a | 30e |
trigésimo/a primer(o)/a | 31e |
cuadragésimo/a | 40e |
quincuagésimo/a | 50e |
sexagésimo/a | 60e |
septuagésimo/a | 70e |
octogésimo /a | 80e |
nonagésimo/a | 90e |
centésimo/a | 100e |
millonésimo | 1000e |
Primero hasta décimo = Eerste tot en met tiende
Breuken – Partitivos
una mitad | een helft |
medio | een half |
un tercio | een derde |
dos tercios | twee derde |
un cuarto | een vierde, een kwart |
un quinto | een vijfde |
cinco séptimos | vijf zevende |
tres décimos | drie tiende |
⇨ Ook gebruikt in teksten en gesprekken
La tercera parte (het derde deel) – La quinta parte (het vijfde deel)
⇨ Breuken bestaan uit een hoofdtelwoord en een rangtelwoord. Wanneer er een zelfstandig naamwoord op volgt, wordt dit voorafgegaan door het voorzetsel ‘de’, behalve bij medio.
Voorbeelden:
Dos tercios de la torta (twee derde van de taart)
Un cuarto de kilo <> medio kilo (een kwart kilo <> een halve kilo)
⇨ Voor medio, /-a (= half) wordt geen onbepaald lidwoord gebruikt
Media hora (een half uur)
⇨ bij combinaties geldt de volgorde: telwoord + zelfstandig naamwoord + breuk/deelgetal
Voorbeelden:
El niño tiene tres años y medio (Het kind is drie en een half jaar.)
Compro dos kilos y medio de melocotones (Ik koop twee en een halve kilo perziken.)
Veelvouden
Veelvouden staan meestal vóór het zelfstandig naamwoord, maar kunnen er ook achter staan.
Voorbeelden:
una doble ventaja, una ventaja doble (een dubbel voordeel)
una triple fractura (een drievoudige breuk)
Verzamelnamen
- decena = tiental
- docena = dozijn
- gruesa (doce docenas) = gros
- quincena = 14(!) dagen
- veintena = twintigtal
- centenar = honderdtal
- millar = duizendtal
- millón = miljoen
Deze verzamelgetallen worden door middel van het voorzetsel ‘de’ verbonden met het zelfstandig naamwoord
una docena de huevos (een dozijn eieren)
un millón de habitantes (een miljoen inwoners)
Verzamelnamen geven vaak een niet exact aantal weer
un centenar de años (ongeveer honderd jaar)
un millar de coches (een duizendtal auto’s)
In plaats van centenar en millar worden ook cientos en miles gebruikt
cientas de cosas (honderden dingen)
miles de personas (duizenden personen)
Bron: Nu Beter Spaans