Het onderwerp en het werkwoord zijn de basis van elke zin in het Spaans. Daarom is de zinsbouw vrij eenvoudig.
Het onderwerp is de persoon of het object die de actie van het werkwoord uitvoert en deze staan vrijwel altijd als eerste in een zin.
WOORDVOLGORDE
Onderwerp + werkwoord + rest van de zin
Pedro + werkt + in de bibliotheek – Pedro + trabaja + en la biblioteca.
Door het feit de Spaanse taal heel flexibel is kan deze zin ook op andere manieren geconstrueerd worden.
Trabaja Pedro en una biblioteca – Werkwoord + onderwerp + rest van de zin
En una biblioteca trabaja Pedro – Rest van de zin + werkwoord + onderwerp
Trabaja en una biblioteca Pedro – Werkwoord + rest van de zin + onderwerp
Deze constructies zijn grammaticaal volkomen correct maar worden minder gebruikt.
BIJVOEGLIJKE NAAMWOORDEN
Bijvoeglijke naamwoorden komen na het zelfstandig naamwoord en niet er voor zoals in het Nederlands
Het blauwe hemd – La camisa azul
De heerlijke maaltijd – La comida deliciosa
De jonge jongen – El niño joven
De hoge boom – El árbol alto
Dit is geen strikte regel, er zijn tal van uitzonderingen.
1. Bijvoeglijke naamwoorden die gebruikt worden om kwaliteiten van een persoon of ding te beschrijven staan haaks op deze regel.
La mujer simpática – De aardige vrouw
El niño rubio – De blonde jongen
La mochila roja – De rode rugzak
2. Bij het beschrijven van een persoon of nationaliteiten van dingen, affiliatie, lidmaatschap of (ver)binding.
El restaurante chino – Het Chinese restaurant
La mujer americana – De Amerikaanse vrouw
El político conservador – De conservatieve politicus
El monje budista – de boeddhistische monnik
3. Bij gebruik van meerdere bijvoeglijke naamwoorden om het zelfstandig naamwoord te verduidelijken.
El libro largo y aburrido – Het lange, saaie boek
La luna llena, blanca y brillante – De volle, witte en heldere maan
4. Wanner de betekenis van het bijvoeglijk naamwoord wordt gewijzigd door een bijwoord of door een korte omschrijving.
La casa muy cara – Het zeer dure huis
la mochila llena de libros – De rugzak vol met boeken
5. Wanneer je de nadruk legt op waardering (of het ontbreken) van een kwaliteit dan geeft het vaak een extra nadruk wanneer je het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord zet.
Un jugador bueno – Een goede speler / Un buen jugador – Een geweldige speler
Una princesa bella – Een mooie prinses / Una bella princesa – Een prachtige prinses
6. Bijvoeglijke naamwoorden die accentueren.
El frío hielo – Het koude ijs
El horrible monstruo – Het afschuwelijke monster
La oscura noche- De donkere nacht
7. Bijvoeglijke naamwoorden die niet beschrijvend zijn of die de kwaliteiten van een persoon of object niet beschrijven
Muchos coches – Veel auto´s
Tres personas – Drie mensen
Este ordenador – Deze computer
8. Bijvoeglijke naamwoorden die de betekenis wijzigen, afhankelijk van de plaatsing ervan.
Un amigo viejo – Een oude vriend of een oudere vriend
Un viejo amigo – Een oude vriend, een goede vriend die je al lang kent
La mujer pobre – De arme vrouw, de vrouw zonder geld
La pobre mujer – De arme (lijdende) vrouw
Un hombre grande – Een grote man
Un gran hombre – Een groot man, een geweldige man
VERGELIJKINGEN
Om in het Nederlands een vergelijking te maken met een bijvoeglijk naamwoord worden de achtervoegsels -er (gelukkiger, sterker, sneller) of -st (gelukkigst, sterkst, snelst) toegevoegd. In het Spaans is daar geen equivalent voor en gebruiken we gewoon het woord más voor het bijvoeglijk naamwoord.
Más fuerte – Sterker
Más rápido – Sneller
Más inteligente – Intelligenter
Más cariñoso – Liefdevoller
Om minder aan te geven, wordt het woord menos gebruikt
Menos fuerte – Minder sterk/zwakker
Menos rápido -Minder snel/langzamer
Menos inteligente – Minder intelligent
Menos cariñoso – Minder lief
1. Om twee objecten te vergelijken in een vergelijking van ongelijkheid gebruiken we de volgende constructie: onderwerp + koppelwerkwoord + más/menos + bijvoeglijk naamwoord + que + zelfstandig naamwoord.
Marcos + es + más + alto + que + su hermana – Marcos is groter dan zijn zus
Yo + soy + menos + inteligente + que + tú – Ik ben minder intelligent dan jij
Mi coche + es + más + rápido + que + el tuyo – Mijn auto is sneller dan de jouwe
La puerta es más roja que una cereza – De deur is roder dan een kers
2. Een zin waarbij twee dingen of mensen met verschillende kenmerken worden vergeleken krijgen de volgende constructie: onderwerp + koppelwerkwoord + tan + bijvoeglijk naamwoord+ como + (voor)naamwoord.
Marcos + es + tan + alto + como + su hermana – Marcos is net zo groot als zijn zus
Yo + soy + tan + inteligente + como + tú – Ik ben net zo intelligent als jou
Mi coche + es + tan + rápido + como + el tuyo – Mijn auto is net zo snel als de jouwe
La puerta + es + tan + roja + como + una cereza – De deur is net zo rood als een kers
3. Superlatieven worden ook gebruikt in vergelijkingen. In het Nederlands plaatsen we een lidwoord voor het bijvoeglijk naamwoord, waar we vervolgens het achtervoegsel -ste aan toevoegen (de sterkste, de slimste, de leukste). In het Spaans gebruiken we el/la más of el/la menos, afhankelijk van het geslacht van het naamwoord.
Onderwerp + werkwoord + lidwoord + más/menos + zelfstandig naamwoord + de + rest van de zin.
María + es + la + más + guapa + de + sus amigas – María is de mooiste van haar vriendinnen
Mi coche + es + el + más + caro + de + todos – Mijn auto is de duurste van allemaal
Sara + es + la + menos + alta + de + su clase – Sara is de minst grote van haar klas
Pedro + es + el + menos + rápido + de + su equipo – Pedro is het minst snel van zijn team
4. Dezelfde formule wordt gebruikt in vergelijkingen met bijwoorden. Je hoeft je geen zorgen te maken over het geslacht van het bijwoord omdat ze maar één vorm hebben.
Onderwerp + werkwoord + más/menos + bijwoord + que + zelfstandig naamwoord
Sara + estudia + menos + diligentemente + que + Marcos – Sara studeert minder ijverig dan Marcos
Su casa + está + más + lejos + que + la mía – Zijn huis ligt verder dan die van mij
5. Het Nederlands en het Spaans hebben beiden veel onregelmatige vergelijkende woorden. Enkele voorbeelden moeten het duidelijk maken.
Goed – Bueno / Beter – Mejor
Slecht – malo / Slechter – Peor
Oud – Viejo / Ouder – Mayor
Jong – Joven / Jonger – Menor
Ik ben ouder dan mijn zus – Yo soy mayor que mi hermana
Mijn zus is jonger dan ik – Mi hermana es menor que yo
Je cijfers zijn slechter dan die van mij – Tus notas son peores que las mias
Ik rij beter dan mijn vader. = Conduzco mejor que mi padre
VORMEN
In het Nederlands gebruiken we minder de lijdende vorm, in plaats daarvan wordt de bedrijvende vorm gebruikt.
Bedrijvende vorm: Het beste team wint het spel.
Lijdende vorm: Het spel is gewonnen door het beste team.
1. Ser + voltooid deelwoord
La carrera es ganada por el caballo más rápido – De race is gewonnen door het snelste paard
Estos libros son escritos por mi autor favorito – Deze boeken zijn geschreven door mijn favoriete auteur
2. Wederkerige werkwoorden
Deze werkwoorden worden steeds vervoegd in de derde persoon enkelvoud (él, ella, usted) of meervoud (ellos, ellas, ustedes) afhankelijk van het zelfstandig naamwoord dat er na komt.
No se permiten los perros en el hotel – Honden zijn niet toegestaan in het hotel
Se alquilan pisos en este edificio – Ze huren appartementen in dit gebouw of Er zijn appartementen te huur in dit gebouw of Appartementen worden in dit gebouw gehuurd
En esta oficina se come a las 14:30 – In dit kantoor eten mensen om 14.30 uur of In dit kantoor eet men om 14.30 uur
Se vende ropa de hombre en esta tienda – In deze winkel wordt er herenkleding verkocht.
3. Hay que + infinitief werkwoord
Hay que + estudiar mucho para sacar buenas notas – Men moet veel studeren om goede cijfers te halen
Hay que + hacer ejercicio y comer bien – Men dient veel oefeningen te doen en goed te eten.)
Hay que + ser optimista en situaciones difíciles – Men moet optimistisch zijn in moeilijke situaties
Zo ook worden de werkwoorden tener en deber vervoegd. Het werkwoord wordt vervoegd in functie van de persoonsvorm.
Tenemos que ir al mercadona – Debo que ir al banco
Een hele boterham maar eenmaal je dit onder de knie hebt zul je makkelijker zinnen kunnen bouwen. Dan is het enkel belangrijk dat je je woordenschat uitbreidt om je nóg meer verstaanbaar te maken.
Bron: enforex.com