Om een voltooide handeling in een onvoltooid verleden te plaatsen gebruiken wij in het Nederlands de hulpwerkwoorden HEBBEN en in sommige gevallen ZIJN + het VOLTOOID DEELWOORD. Voorbeeld: Ik heb gezongen – Wij zijn verbrand.
Deze samengestelde (compuesto) tijd wordt in het Spaans de Pretérito Perfecto genoemd en is een vervoeging die door veel Spaans lerende personen wordt gebruikt om hun eerste zinnen ‘in het verleden’ te plaatsen. Niet altijd correct, doch heel handig om zich reeds verstaanbaar te maken. De Pretérito Perfecto gebruik je als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is. Dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.
Het Pretértito Perfecto is een van de drie ‘verleden tijden’ in het Spaans en wordt gevormd wordt door de tegenwoordige tijd van het werkwoord ‘haber’ (hebben) voor het participium van het werkwoord dat je in deze tijd wil zetten, te plaatsen.
Deze samengestelde verleden tijd wordt gevormd door de indicativo presente van het hulpwerkwoord HABER en het voltooid deelwoord van het te vervoegen werkwoord. Dit geldt voor alle werkwoorden in de Spaanse taal.
Haber wordt vervoegd in de indicativo presente: he, has, ha, hemos, habéis, han. Daarna volgt de vervoeging van de participio.
Werkwoorden die eindigen op
-AR → -ADO -ER → -IDO -IR → -IDO
Hablar → Hablado Comer → Comido Vivir → vivido
Hablar Comer Vivir
he hablado he comido he vivido
has hablado has comido has vivido
ha hablado ha comido ha vivido
hemos hablado hemos comido hemos vivido
habéis hablado habéis comido habéis vivido
han hablado han comido han vivido
Uiteraard zijn er ook hier een stevig aantal uitzonderingen die we uit het hoofd moeten leren.
Creer → creído
Hacer → hecho
Abrir → abierto
Resolver → resuelto
Imprimir → impreso
Traer → traído
Cubrir → cubierto
Poner → puesto
Ser → sido
Oír → oído
Descubrir → descubierto
Dar → dado
Ver → visto
Reír → reído
Morir → muerto
Satisfacer → satisfecho
Volver → vuelto
Freír → frito
Decir → dicho
Ecribir → escrito
Ir → ido
Romper → roto
Hacer → hecho
Deshacer → deshecho
Devolver → devuelto
Revolver → revuelto
Reponer → repuesto
Proveer → provisto
Romber → roto
Componer → compuesto
Suscribir → suscrito/suscripto
Ik studeer nu reeds 4 jaren Spaans en zit nog altijd maar in het tweede jaar, maar ik laat het hoofd niet hangen en ga voor de uitdaging. Ik volg nu les bij het CVO en dit voor de eerste keer. Ik dank u voor de goede uitleg die je ons altijd weer geeft.
Dag Marcus,
Dank voor de waardering.