Op de Canarische Eilanden vind je een verscheidenheid aan aardappelen, die elk naargelang hun grootte, vorm, kleur en vooral smaak bij bepaalde gerechten horen. Dat er op de archipel, en dus ook op Tenerife, zoveel verschillende soorten aardappelen aanwezig zijn heeft te maken met de geschiedenis. Daarin is de ‘patat’ verweven met de routes van en naar de nieuwe wereld en naar het Afrikaanse continent. De eilanden werden in een ver verleden vaak als transit ingelast tussen drie continenten en werden daardoor overspoeld met producten uit andere werelden.
Daarom kent men hier een waaier aan verscheidenheid van aardappelen.
Als je aardappelen gaat kopen in een supermercado of een mercadilla agricultor dan sta je versteld van het aantal soorten die er te koop aangeboden wordt. Soms moet je een keuze maken uit een assortiment dat groter is dan het aantal uren zonneschijn per dag.
Niet alleen de gekende Midden-Europese soorten zoals Bintjes, Belle Fontenay, Kennebec, Ratte, Roseval of Charlotte zijn er te vinden, ook de anders gekleurde en zelfs zoet smakende exemplaren liggen er tentoongespreid.
En dan spreken we nog niet over de aardappelkrieltjes in de schil die hier beter gekend zijn onder de noemer papas arrugadas, wat verschrompelde patatjes betekent. Het meest geschikt hiervoor zijn zeer kleine soorten, zoals de papa negra uit Tenerife, de bonita uit Gran Canaria en de roze aardappeltjes die hier ojitos heten.
Het aanbod van aardappelen die op de eilanden gekweekt wordt is legio. Mede door de geografische en klimatologische omstandigheden kunnen de land- en tuinbouwers drie keer per jaar telen, tenminste als er voldoende vloeiwater gebruikt wordt om de planten snel te doen groeien. Op de vele fincas worden aardappelen gekweekt waarvan de smaak inherent is aan de bodemgesteldheid. De meest bekende soorten zijn Bonita, Jaerla, Margara, Ortodate, Cara en Negra (Chiquita Arrugada).
Op het moment dat de lente op Tenerife begint – ja, wanneer is dat nu? – bieden de landbouwers hun vroege aardappelen reeds aan bij de groothandelaars.
Maar niet alles is rozengeur en maneschijn.
De afgelopen jaren is het Canarisch exportaandeel gezakt door een zware concurrentie in een aantal Europese landen waarbij grotere opbrengsten worden gegenereerd door de natte en vochtige meteorologische omstandigheden.
Dat de aardappel een erfenis is van de Inca’s lijdt geen twijfel. Rond 1550 brachten de veroveraars het kleinood vanaf de Andes mee naar Europa, alwaar de plant als curiosum in botanische tuinen werd gekweekt. Later pas ontdekte men dat de knollen een bepaalde voedingswaarde hadden.
Op de Canarische Eilanden begon de aardappelteelt in de 17de eeuw. In 1618 bracht Sir Walter Raleigh de aardappelen van Engeland naar Spanje en vandaar was het nog lang wachten op een kleine (!) stap om deze groenten naar de eeuwige zonnige eilanden te brengen.
Net als in Latijns-Amerika heten de aardappelen hier papas, terwijl ze op het Spaanse vasteland patatas genoemd worden.
In een oud manuscript van Kapitein der Keizerlijke Marine, A.J. Von Krusenstein, een Baltisch-Duits admiraal en ontdekkingsreiziger in Russische dienst, lezen wij in het vierde deel van zijn ‘Reize om de wereld’ en vertaald uit het Hoogduits het volgende:
“Teneriffe, als zijnde een zeer vruchtbaar eiland biedt den reizigers menigerlei verfriʃchingen aan, welke echter nog overvloediger zouden bekomen zijn, indien het zelfve door een vlijtiger volk, dan de Spanjaarden zijn, werd bewoond.
Er waren daar b.v. zeer ʃchoone Peren, maar hadden volʃtrekt geen smaak, waarschijnlijk waren het Peren van wilde boomen, die niet veredeld waren; men gaf daarvan als oorzaak op het heete klimaat.
Aardappelen had men, om dezelfde reden, ook niet; maar alleen Bataten (Conyolyus Batotos, L); doch de laatʃte ʃtonden meesten onzer tegen, naardien zij zoet van ʃmaak waren, even als bevrozene aardappelen.”
Uit deze tekst kan men afleiden dat de Europese aardappel begin de negentiende eeuw nog niet geïntroduceerd was op Tenerife en dat enkel de zoete batata er werd geteeld.
De bataat of batata is een zoeten aardappel, afkomstig uit het Zuid-Amerikaanse Peru, en op de Canarische Eilanden aangespoeld (!) doordat de archipel als tussenstop werd gebruikt tussen de nieuwe wereld en Europa.
De batata heeft ook andere namen: deze wordt ook wel de Papa Mariva of Papa Tomasa Negra genoemd. Met een donkere, paarsbruine schil en geel vast knolvlees smaakt deze aardappel heerlijk romig en is bloemig en zoet. Deze soort is waarschijnlijk ontstaan als een spontane veldkruising tussen Solanum stenotomum en Solanum andigenum. Een lekkernij met allure die je vervoert naar tijden waarin Columbus over de oceanen voer.
Hoe je het ook noemt, vooraleer je commentaar geeft op deze lekkere groenten, moet je ze proeven. Alleen dan heb je recht op spreken.