Jacobus Hendrikus Speenhoff (°Kralingen, 23 oktober 1869 – †Den Haag, 3 maart 1945) was een Nederlandse dichter, illustrator, zanger en kunstschilder en doet mij met zijn verzen uit ‘Bloedworst en kaas’ ongewild denken aan dingen uit mijn vaderland, daar waar mijn moeder mij spreken leerde. Ook de lekkere en smakelijke dingen waar ik zoveel van hou worden in dit stukje proza beschreven. Kinderlijk mooi met een duidelijke boodschap.
Geuren, kleuren en smaken kun je niet vergelijken en dat is evenzo voor mensen die zich op Tenerife bevinden. Resident of toerist, kortpassant of langverblijver, iedereen valt onder deze noemer. Het doet mij ook denken aan een topic op de sociale media waarin iemand vraagt om een kilogram kaas uit Nederland mee te brengen naar dit subtropisch eiland. Daarop begon de sociomolen opeens heel hard te draaien en was er een explosie aan commentaren en reacties. Alsof Don Quichote ten aanval trok tegen een windmolen, geëscorteerd door een volledig bataljon.
Alsof er op Tenerife geen kazen zijn. Ik denk verder. We leven hier toch niet in een godverlaten boerengat! Hier is de tijd toch niet blijven stilstaan!
De vraag om een kilogram kaas over te vliegen heeft te maken met de smaak van de vraagsteller en het feit dat hij of zij misschien geen moeite heeft gedaan om na te gaan of de betreffende kaas van dit of dat merk al dan niet te verkrijgen is op een zonnig eiland ter grootte van tweeduizend vierkante kilometer.
Ook ik betrap me soms op innerlijke verlangens om de gastronomische cellen van mijn smaakpapillen te strelen en dan moet ik hard zoeken naar dat ene of andere product dat steevast in deze of gene winkel op mij ligt te wachten.
Bloedworst en kaas verwijst ook naar de noodzakelijke aanwezigheid van dingen die op dit eiland aanwezig zijn en als ik dan de reacties op de topic in detail verder lees, dan krijg ik het op de heupen. De vraag is enkel, doe ik het mét of zonder deze smaakmakers.
Als ik echt veel moeite heb gedaan om het gewilde product te vinden kan ik mij erbij neerleggen en dan denk ik maar, zonder kan ook, daarvan ga ik niet dood. Of ik kan uitgaan van het standpunt dat ik leef van het aanbod en dat wat niet is, er nog kan komen.
Van nogal wat mensen die op het eiland komen overwinteren weet ik dat ze hun koffers volstouwen met producten uit het moederland. Koffie is daar een stevig voorbeeld van, maar ook pickles, witte azijn, oxo, tijdschriften en magazines, charcuterie en zelfs brood maken veelal een enkele vliegreis.
Maar dat is niet het enige. Er zijn hier nog een aantal dingen die ik echt mis, zoals voldoende parkeerplaatsen, verdraagzame mensen, goed onderhouden fiets- en andere wegen, en nog veel meer van deze broodnodige tekortkomingen. Maar ik mis geen Hema-winkel en ook geen Hollandse maatjes, geen Noordzeegarnalen, geen kaaswinkel en geen viswinkel, noch een broodje van Kootje …
Op dit warme eiland geniet ik van alles wat het zelf voortbrengt en van de ontelbare dingen die door de lucht en over het water worden aangevoerd. En dat is nogal wat, geloof me. Niet één ding, voorwerp of zaak kan ik opnoemen dat hier niet verkrijgbaar is.
En ja, je vindt hier geen Aldi of Albert Hein, geen Action of Casa, geen Zeeman, geen Pabo of een overdekte skipiste. Ook het Atomium of de Eifeltoren staan hier niet. En omdat je hier sommige dingen niet vindt hoef je daarvoor ook niet thuis te blijven. Dit is een absurde gedachtegang. Je vindt toch ook geen eeuwigdurende lente op de Noordpool of ijsberen in de Canarische wateren?
Thuisblijven enkel en alleen maar omdat je denkt iets te zullen missen, is geen optie. Tenerife is een godsgeschenk en daarvan moet je profiteren. Zagen en klagen doen zij die tijd over hebben en niet genoeg genieten van het totaalplaatje dat dit wondermooie eiland biedt.
En daarmee kom ik dicht in de buurt van Speenhoffs ‘Bloedworst en kaas’, waar de kaas gegeten wordt door een mens en de bloedworst terechtkomt in de maag van zijn hond.
Bloedworst en kaas
door Koos Speenhoff
Er was ’s ’n bloedworst van Duitse makelij,
Een wonder van hogere worststopperij,
Zo rond en zo krachtig,
Zo fris en zo prachtig,
Die trots op zichzelf in de winkelkast lei.
Ook lag er een kaasje van Franse komaf
Met korsten en hoeken en brokken eraf,
Vol viezige kleuren,
Vol putten en scheuren
En dat ’n vreselijke lucht van zich gaf.
Jij stinkende kaas, had de bloedworst gezucht,
Ik heb me al ziek van benauwdheid gekucht.
Hou op met dat muffen,
Ik lig hier te puffen,
Zeg, schaam jij je niet voor je ak’lige lucht?
Welnee, zei het kaasje, ik schaam me geen zier,
Wanneer ik geen lucht gaf, dan lag ik niet hier.
Zo ben ik geboren,
Ik riek naar behoren,
Dat puffen en muffen is juist m’n plezier.
Toen kwam er een magere heer uit Den Haag,
Die z’ allebei kocht voor z’n maal van vandaag.
De worst lag te brommen:
Zo ver moest ’t kommen,
Nu ga ik met hem in dezelfde maag.
De heer ging naar huis en dineerde gezond.
Daarna stak ie smullend de kaas in z’n mond.
De lucht vond ie kittig,
De smaak vond ie pittig.
De bloedworst die was voor de maag van zijn hond.
Foto: spar.be